Jodo

Over het ontstaan van Jodo doen zoveel verhalen de ronde dat een precieze weergave van de feiten niet meer mogelijk is.

Het gebruik van de middellange stok (circa 130cm) vind je onder andere in klassieke jujutsu ryu, zoals de Shosho ryu,maar het is duidelijk dat die stoktechnieken niet zo hoog ontwikkeld zijn als de SHINDO MUSO RYU JODO technieken.

Muso Gonnosuke (eigenlijk Hirano Kempei) wordt algemeen beschouwd als de stichter van het jodo. Hij was een meesterzwaardvechter in de lijn van de Katori Shinto Ryu en was één van de beste zwaardvechters van zijn tijd. Hij werd de zevende hoofdmeester van de Katori Shinto Ryu en doorgrondde daarnaast ook nog de geheimen van de Kashima Shin Ryu (zwaardtechnieken).

De reden voor het ontwikkelen van Jodo lag in het feit dat hij in een duel met kensei (zwaardheilige) Miyamoto Musashi verslagen werd.

Over zijn ontmoeting met Miyamoto Musashi doen verschillende verhalen de ronde, drie versies ervan worden hieronder beschreven.

Versie uit Shimizu Takaji’s “JODO KYOHON” (jodoleerboek).

In de tijd dat Muso Gonnosuke in Edo (het huidige Tokio) verbleef, vocht hij vele duels uit met beroemde zwaardvechters en verloor niet eenmaal. Op zekere dag kwam het tot een duel met Miyamoto Musashi. In dat duel viel hij Miyamoto Musashi’s jujidome (gekruiste wering met twee zwaarden) aan, maar hij kon noch vooruit, noch achteruit bewegen en werd door Musashi verslagen.

Daarop trok Gonnosuke het land door om zich verder in de krijgskunsten te bekwamen (musa shugyo) en zijn gedachten waren verguld van slechts een ding: “Hoe kan ik Musashi’s jujidome verslaan?”.

Na enkele jaren kwam hij in de huidige Fukuoka prefektuur aan, waar hij een heilige berg beklom en zich in contemplatie terugtrok. Na zevenendertig dagen verscheen een kind in een droom en gaf hem een orakel: “Neem een ronde houten stok en denk aan suigetsu (plexus solaris)”. Daarop maakte hij een hardhouten stok van vier shaku, twee sun en een bun (128cm) met een doorsnede van acht bun (26mm). Met dit wapen combineerde hij de technieken van het kenjutsu (zwaard), sojutsu (speer) en naginata jutsu (hellebaard) en versloeg daarmee de jujidome van Musashi.

Daarna kwam hij in dienst van de Kuroda Han (Japan was in die tijd opgedeeld in Han, een soort provincie met behoorlijke zelfstandigheid), waar hij het jodo aan tientallen leerlingen onderwees.

Versie uit Hamaji Koichi’s “SHINDO MUSO RYU JO en haar traditie”

Muso Gonnosuke wordt in enkele klassieke werken genoemd als een ongeëvenaard zwaardvechter (muso, geschreven met ander karakters kan ook “ongeëvenaard” betekenen).

In het klassieke werk “Kaijo no Monogatari” (verhalen van op de zee) is een verhaal opgenomen waarin een monnik die de oversteek maakt van Nagasaki naar Satsuma, aan zijn medepassagiers een boeddhistisch verhaal vertelt over de ontmoeting tussen Gonnosuke en Musashi.

In dit verhaal wordt Gonnosuke beschreven als een ongelovige, brute kracht die een enorm houten zwaard met zich meedroeg en altijd vergezeld ging van acht van zijn leerlingen. Op zijn “haori”(Japanse overjas) had hij in goudkleurige karakters geschreven: “De in heel Japan ongeëvenaarde Gonnosuke”. Het duel met de gelovige en reeds verlichte Musashi wordt als volgt beschreven: “In het begin slaagde Gonnosuke erin de mouw van Musashi lichtjes aan te raken maar daarop werd hij door Musashi in het nauw gedreven en geslagen op het punt tussen de wenkbrauwen.

Na dit duel kwam Gonnosuke tot inkeer en werd hij de volgeling van Musashi. Musashi had het volgende te zeggen over de heidense Gonnosuke: “Hoe sterk iemand ook is, hij die de kracht van de wet van Boeddha niet bezit, zal uiteindelijk op het schavot belanden en vergeten worden”. Gonnosuke, die ook wel “de meest ongelovige man van het land” werd genoemd, werd bekeerd en zo veranderden zijn gedachten over vechtkunst volledig.

In die tijd verkeerde Japan in een overgangsfase van een periode van oorlog en chaos naar een periode van vrede en stabiliteit.
Deze lange periode van vrede, de zogenaamde Edo tijd (1600-1868) volgde op de slag bij Sekigahara (1600) en het winter- en zomerbeleg op het kasteel van Osaka (1614-1615).
Wat er in die tijd omging in het hoofd van de bekeerde Gonnosuke, staat duidelijk beschreven in de schriftelijke overleveringen van de SHINDO MUSO RYU.
Uit de “Shomokuroku” blijkt dat Gonnosuke vond dat in Japan, het land der Goden, een vechtmethode (heiho) die tot doel had mensen te doden, geen heiho van het land der Goden kon zijn. Hij wilde een heiho bedenken die het eigen lichaam beschermde tegen een zwaard en toch de tegenstander niet zou doden. Zo kwam het jodo tot stand en Gonnosuke was ervan overtuigd, dat juist zijn methode de ideale Japanse Bujutsu weergaf.

Hirano Jiro geeft dat idee in een gedicht als volgt weer: “KIZU TSUKEZU, HITO O KORASHITE IMASHIMURU, OSHIE WA JO NO HOKA YA WA ARU” (mensen kastijden zonder ze te verwonden, niets is zo’n goed leermiddel als de jo).

Derde versie uit “MUSASJI” door Yoshikawa Eiji (1892-1962).

De 3de versie is misschien historisch niet zo verantwoord, maar het is wel de versie die de meeste Japanners kennen. Yoshikawa Eiji, een van de bekendste Japanse romanschrijvers uit de twintigste eeuw, beschrijft de ontmoeting tussen Gonnosuke en Musashi in zijn boek “Miyamoto Musashi”, dat model stond voor vele films en televisie-series en dus bij de meeste Japanners bekend is. In Yoshikawa’s boek woont Gonnosuke samen met zijn moeder op het platteland. Per abuis beschuldigt Musashi hem ervan zijn geliefde te hebben ontvoerd, waarop het tot een gevecht komt. Al vloekend valt de met een stok bewapende Gonnosuke, Musashi aan en na een moeizaam verlopen gevecht weet Musashi, Gonnosuke te overmeesteren. Het komt nogmaals tot een duel waarbij Musashi lijkt te winnen, maar na afloop blijkt hij een wond op zijn plexus solaris te hebben. Musashi en Gonnosuke geven beiden toe dat ze verloren hebben en veel geleerd hebben.

Karakteristieken van het Jodo

Het is niet alleen Jodo dat de klok slaat
Voor het behalen van het Shindo Muso Ryu jodo menkyo (het hoogst haalbare diploma), is niet alleen kennis van het jodo vereist. Zoals in zoveel andere ryu-ha (scholen) is er sprake van fuzoku budo (budo “die erbij horen”).
In het geval van SHINDO MUSO RYU JO bestaat deze FUZOKU BUDO uit:

  • SHINTO RYU KENJUTSU (zwaardvechten)
  • IKKAKU RYU JITTE JUTSU (de jitte is een metalen staf met 1 haakvormig uitsteeksel)
  • UCHIDA RYU TANJO JUTSU (korte stok)
  • ISSHIN RYU KUSARIGAMA JUTSU (de kusarigama is een sikkel waaraan een touw of ketting bevestigd is, verzwaard met een balletje)
  • ITTASU RYU HOJO JUTSU (het vastbinden van een tegenstander)

Het Ikkaku Jitte jutsu, waarvan Shimizu Sensei tevens de hoofdmeester was, stond model voor het keibo soho en het tokushu keibo soho: korte staf en uitschuifbare staf technieken.
Zowel bij het keijo jutsu als bij keibo soho is kennis van de zwakke plekken van het menselijk lichaam, de zogenaamde kyusho, van groot belang. Daarnaast spelen inzicht in afstand (maai) en het wegdraaien met het lichaam (taisabaki) een grote rol.

“MOTOBA TACHI, TSUKEBA YARI, HARAEBA NAGINATA”. Dat wil zeggen, als je de jo vasthoudt is het een zwaard, als je ermee steekt is het een speer en als je ermee slaat is het een naginata (hellebaard). Gonnosuke combineerde de technieken van drie wapens en gaf het de naam SHINDO MUSO RYU JO.

Wat maakt een jo nu toch zo een bijzonder wapen?
Op het eerste gezicht is het niet meer dan een stok, maar als je de jo beweegt wordt het een zwaard, speer of hellebaard. Omdat een jo geen voor- en achterkant heeft en je alle technieken zowel links als rechts kan doen, is het aantal toepassingen oneindig. Door training moet je de jo leren gebruiken als je eigen ledematen. Met de jo wordt in het algemeen gestoken of geslagen naar de zogenaamde “kyusho”, de zwakke plekken op het menselijk lichaam. De belangrijkste atemi (plaatsen waarnaar geslagen wordt) in de SHINDO MUSO RYU zijn:

TENDO – Boven op het hoofd
ODORIKO – Tussen tendo en kasumi
KASUMI – Slaap
UTO – Midden tussen de ogen
INCHU – Vlak onder de neus
SUIGETSU – Plexus solaris
INAZUMA – De zij, vlak onder het heupbeen (ook wel “hibara” genoemd)
KUROBUSHI – Enkel

Omdat slaan of steken naar deze punten innerlijke bloedingen of bewustzijnsverlies kan veroorzaken, moet er tijdens de training nauwkeurig gecontroleerd geslagen worden.

Ontstaan Zen Nihon Kendo Renme seitei Jodo kata (ZNKR)

De kata van de traditionele Shindo Muso Ryu Jojutsu zijn ingedeeld in groepen.
Deze groepen zijn:

OMOTE WAZA – 12 kata
CHUDAN WAZA – 12 kata
RANAI WAZA – 2 kata, één met lang en één met kort zwaard
KAGE WAZA – 12 kata
SAMIDARE WAZA – 6 kata
GOHON NO MIDARE – 5 kata
OKUDEN – 14 kata
GOMUSE NO JO –of- HITSUDEN GOKUI – 5 kata
Wat de laatste twee groepen betreft: pas na vele jaren training onder leiding van een Sensei die het hoogste jodo diploma bezit, worden deze kata aan de jodoka onderwezen. De vijf kata van de Hitsuden gokui (lett.: verborgen diepste betekenis c.g. geheime overlevering) worden alleen onderwezen aan degene die het hoogste jodo diploma ontvangt. Bij die gelegenheid sluit de hoofdmeester zich met zijn leerling op in de dojo, blindeert alle ramen en doet de deuren op slot, waarna hij deze vijf geheime kata onderwijst. Volgens HIROI Sensei zijn er nog maar vier mensen in Japan die deze geheime kata kennen, waaronder hijzelf. Hij vertelde dat na 42 jaar harde training (vier a vijf keer per week) SHIMIZU Sensei de tijd rijp achtte om aan hem en YONENO Sensei de geheimen van het jodo te openbaren!